Leven is naar binnen gaan

Blog 09: Leven is naar binnen gaan

Het is opnieuw een grauwe dag. Koud. Kaal. Winter. Dé tijd voor vrouwen om zich op te laden, zo weet ik sinds kort. Het rustiger aan te doen. Vakantie te pakken. De stilte en donkerte van dit seizoen op te zoeken. Het is tekenend voor onze mangerichte maatschappij dat ik daar nu pas achter kom. Zo sterk heb in ieder geval ik me als vrouw aangepast aan het zomerse rustseizoen van mannen.

Rust is het credo. En dus lig ik In de voormiddag netjes 30 tot 60 minuten op m’n bank. Da’s best lekker dat middagdutje. Doel (naast rust) is om me meer in mezelf te brengen. Samen met het weer, dat de laatste weken vooral grauw en mistig is, de kou en de kale natuur. Ik merk dat ik inderdaad naar binnen keer. Sensitiever word. Mistroostiger. Vannacht voelde het zelfs alsof de mist persoonlijk bij mij naar binnenkwam. Ik had het koud, ondanks de vele lagen beddengoed. En ik zag weinig perspectief voor mezelf. Alsof ik helemaal tot stilstand was gekomen in een immens groot moeras. Ik sta er nog steeds. En ’t kost onnoemelijk veel moeite om een stap te zetten in die dikke donkere brij. Onwetend welke kant ik op moet gaan om eruit te komen. Bij elke stap of poging daartoe vraag ik me af of het zin heeft. Of ik er ooit uit zal komen. Ik probeer ’t. Beeld mezelf in dat ik eruit loop. Gewoon … vanzelf. Misschien moet ik daar ook op vertrouwen. Positief gaan denken. Mezelf met ’tsjakkaas’ opfokken en eruit rennen. Maar dat is niet mijn manier. Veel meer past het bij mij om stil te blijven staan. Te luisteren naar wat er in mezelf leeft. Wat gezien wil worden. Gehoord. Het kompas erbij pakken dat Elke me heeft gegeven en voelen. Mijn gedachten op de brij leggen waar ik in sta en naar beneden gezogen zien worden. Om daarna alle ruimte te geven aan wat ik voel.

Zodra ik naar binnen ga en voel, zijn er de tranen weer. In een splitsecond. Dat immens grote verdriet. Om die ontzettend lange, zo ongelofelijk weerbarstige weg. Om die zo gigantische eenzaamheid. Ik kan en durf nog steeds niet écht te voelen hoe diep die is. Omdat ik dan volgens mij in het niets verdwijn. Oplos. Een zwart gat dat zichzelf opeet. Geen Vieve meer.

Om dat te voorkomen, ruim ik troepjes op in mijn huis. Wandel ik. En deel ik mijn zoektocht met jou, mijn dierbare volger. Ook al ken ik je niet; het voelt voor mij als heel bijzonder dat je mij volgt. Dat je wilt weten hoe het met me gaat. Wat dat bij mij oproept? Hetzelfde gevoel als bij het zien van een filmpje waarop een jonge vrouw midden in een stadscentrum staat: geblinddoekt en met haar armen opengespreid. Ze zegt niets, maar staat de hele dag klaar om anderen te omhelzen als ze dat willen. Oude mensen, kinderen, vrouwen, mannen, groot, dik, dun, arm, rijk, vrolijk, verdrietig; het maakt niets uit. Ze hoeven alleen maar naar haar toe te lopen, dan omhelst ze hen allemaal. Ik zou willen dat ik in dezelfde stad woonde als deze fenomenale vrouw en haar elke dag omhelzen!

 

Je t’embrasse!

Vieve