Blog 13: Leven is bezieling voelen

Beste ziel,

Vanmorgen, vlak voordat ik opstond, kreeg ik ineens het plan om je te schrijven. Een brief aan jou. Jou, die ik vorig jaar ietsje meer heb leren kennen. Natuurlijk heb ik al veel eerder over je gehoord. In uitdrukkingen, zoals ‘een arme ziel’, ‘een eenzame ziel’. En ook ‘zielsgelukkig’ en ‘luister naar je ziel’! Ik ken ze al heel lang, maar heb er nooit echt bij stilgestaan. Nooit beseft ook dat jij er de hoofdrol in speelt.

Hoewel ik zelden aan je heb gedacht, heeft je bestaan lang geleden diepe indruk op me gemaakt. Dat was toen ik op tv een Indiaan in een bos op een steen zag zitten. Hij at niks, dronk niks, zei niks en bewoog nauwelijks. Het enige wat hij deed was zitten. Wachtend op het moment waarop zijn ziel hem weer zou vinden. Hem weer had ingehaald. Het raakte me; zo bijzonder vond ik het. Zo puur. Vol gevoel. Klaarblijkelijk voelde deze man dat hij te snel was gegaan. Dat hij zielloos door het leven ging. Daarom had hij besloten te wachten. Net zo lang tot zijn ziel hem had ingehaald en hem weer kon vergezellen.

Waarom ik je dit vertel? Omdat ik vanmorgen -direct nadat ik wakker werd – het gevoel kreeg dat ik zélf al lang zonder jou door het leven ga. Ook al vraag ik je elke ochtend en avond om bij me te komen. Hoewel … dat vergeet ik steeds vaker. In ’t begin was mijn vraag aan jou een uitnodiging. Maar inmiddels is het een riedeltje geworden zonder enige bezieling. Toch is dat niet de enige reden van deze brief. De andere is veel erger. Want als ik terugkijk in de tijd, zie ik hoe kort mijn lontje is geworden. Strijk een lucifer in mijn nabijheid af en ik ontplof! Dagen achtereen kan ik kwaad zijn. Geregeld met deuren smijtend en m’n gezicht op onweer staand. Ik ben heel goed geworden in het verwensen van alles en iedereen; mezelf voorop. M’n ogen kijken vaak donker naar de wereld. Naar wat niet goed gaat. Naar wat anders zou moeten. Volgens mij.

Ik ben eerlijk tegen je, beste ziel. De afgelopen dagen waren een hel. Ja, ik heb veel vervelends over me heen gekregen. Alsof het lot en enkele mensen instructies hadden gekregen over waar ze mij ’t diepste konden raken. Maar om m’n vrienden daarom van me af te duwen … Mezelf gigantisch op m’n huid te gaan zitten. Af te keuren. Nauwelijks meer iets te gunnen. Mijn moeheid te negeren en mezelf niet meer in de spiegel aan te kijken …

Gisteren ebde het langzaam weg. Werd ik stiller. Bewoog ik langzamer. Kwam er eindelijk wat rust. Ik keek naar het nasmeulende hout. Besefte dat het zo niet door kan gaan. Dat IK zo niet door MAG gaan. Het kost teveel. Maakt kapot. Drijft me verder weg van waar ik zo graag naartoe wil. Waar ik zo diep naar verlang.

Mag ik je vragen, lieve ziel, om me te helpen? Ik heb je meer nodig dan ooit! Omdat ik zo graag wil leven. Positiever. Meer verbonden. En meer bezield.

Liefs,

Vieve